12.27.2020

JEROEN OLYSLAEGERS "Wildevrouw"


 

"Wij wilden in onze studententijd vooral Italië zien, maar die jongere kerels beschouwen het liefst de hele wereld als hun oester, de zwerver Odysseus achterna ! 

Die deed dat tegen zijn goesting, heb ik begrepen.

Inderdaad, en dat vind ik nu zo plezant aan u, Beer, dat gij leest en weet wat gij hebt gelezen !" (p.56)




"Wij wilden zo dicht mogelijk bij Onze-Lieve-Vrouw zijn, patrones van deze stad. Zij die ons zou beschermen. Zelfs de Lutheranen lieten zich dikwijls verleiden om Haar genade af te smeken, wat hun hoon en spot van de Calvinisten opleverde. Peinst gij allen nu echt, zo oreerden de Calvinisten, dat dit afgodsbeeld, uit steen of hout vervaardigd, genade brengt ? " (p.136)




"De Joden hebben ook engelen. Jakob, de zoon van Isaak en Rebekka en de kleinzoon van Abraham, heeft ooit met een engel geworsteld tot het weer dag werd. De engel ontwrichtte op het eind Jakobs heup...." (p.146)




"...maar ze (=de heren Jonghelinck en Hoefnagel) blijven dus nog altijd razend dat koning Filip de leningen die ze hem hebben toegestaan tot staatsobligaties heeft uitgeroepen waardoor ze (...) veel te veel geld hebben verloren. Dat krijgen ze maar niet verteerd" . (p.224)



"...de kerken staan vol met godslastering en dat moeten wij zomaar verdragen ? Onder dat juk van afgodsbeelden moeten wij buigen ? Dat noemt gij vrijheid ? " (p.237)



"Een nieuwe predikant klom op het staketsel. Hij kreeg de baret aangeboden, die hij plechtig opzette. In de naam Onzes Heren, gezegend zijt gij allen ! Uit het boek Exodus, twintigste chapiter : Toen sprak God al deze woorden, zeggende : onder op "Gij en zult geen vreemde goden hebben voor Mij. Gij en zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenisse maken, van hetgeen boven in den hemel is, en van hetgeen de aarde is....Beelden leren u niks dan valsigheden en futiliteiten. Waarom aangeklede beelden met goud, zilver en fluweel wanneer de ware armen onder ons, de werkelijke afbeeldingen van God, verstoken blijven van voedsel en kleding..." (p.261)